Tekstinhoud bewerken

Wanneer u een tekstobject maakt, verschijnt dit object met een voorbeeldtekst in de lay-out. Volg deze procedures om de voorbeeldtekst te vervangen door uw eigen tekst.

Het bewerken van een standaardtekstobject verschilt enigszins van het bewerken van Smart objects.

Standaard tekstobjecten bewerken

Ga als volgt te werk om een standaard tekstobject te bewerken:

1	Selecteer een standaardtekstobject en kies een van de volgende manieren om het te bewerken:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

2	De tekst is op zijn plaats gemarkeerd. U kunt deze hier rechtstreeks bewerken. U kunt hier ook de tekstopties van de werkbalk gebruiken.

3	Als u tekstindelingen die niet in de werkbalk beschikbaar zijn, wilt toevoegen of wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het object en selecteert u Tekst bewerken in het pop-upmenu.

Tekst van smart objects bewerken

Het bewerken van de tekst in een smart object kan op twee manieren gebeuren, al naargelang het type smart object dat u bewerkt. Sommige Smart objects hebben een interne tekstbewerker, andere maken gebruik van een eigen inhoudsspecifieke tekstbewerker.

U kunt de volgende smart objects intern bewerken:

Artiest	Duur van films
Copyright	Aantal bestanden
Beschrijving	Titel
Schijfvolumelabel

U kunt de volgende smart objects in een inhoudsspecifieke tekstbewerker bewerken:

Titel hoofdstuk	Nummer overkoepelende schijf
Datum	Serienummer
Bestands-/mappenlijst	Tracklijst

Ga als volgt te werk om smart object-tekst intern te bewerken:

1	Selecteer het Smart object en voer één van de volgende stappen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

De grenzen van het smart object verschijnen en de standaardtekst of de automatisch ingevulde tekst is gemarkeerd.

2	Typ over de geselecteerde tekst heen om nieuwe tekst in te voeren.

Ga als volgt te werk om een smart object-tekst in een inhoudsspecifieke tekstbewerker te bewerken:

1	Selecteer het Smart object en voer één van de volgende stappen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

De inhoudsspecifieke tekstbewerker van het smart object verschijnt, en de standaardtekst of de automatisch ingevulde tekst is gemarkeerd.

2	Typ over de geselecteerde tekst heen om nieuwe tekst in te voeren.

Ga als volgt te werk om een hoofdstuklijst, tracklijst of bestands-/mappenlijst te bewerken:

1	Selecteer het smart object Hoofdstuklijst, Tracklijst of Bestands-/mappenlijst  en voer een van de volgende stappen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.

2	Selecteer de plaatsaanduidingstekst of de automatisch ingevulde inhoud.

Opmerking: Als u de lijst met Smart objects automatisch hebt laten invullen, wordt deze vanaf uw schijf met informatie gevuld en staat er onder aan de lijst een plaatsaanduidingstekstlijn.

3	Als u nieuwe tekst wilt opgeven, typt u over de gemarkeerde plaatsaanduidingstekst of de automatisch ingevulde tekst heen en drukt u op Enter.

Er verschijnt onder aan de lijst een nieuwe tekstregel voor de plaatsaanduiding.

4	Optioneel: Herhaal eventueel stap 2 en 3 om meer tekstrijen toe te voegen.

5	Optioneel: Als u een lijst met hoofdstuktitels of tracktitels bewerkt, kunt u een van de volgende stappen uitvoeren:

Schakel het selectievakje Trackduur weergeven in om het veld Duur te vullen met de speeltijd van elke track, of klik erop om het veld Duur te wissen (alleen audioprojecten).

Schakel het selectievakje Duur van hoofdstuk weergeven in om het veld Duur te vullen met de speeltijd van elke track, of klik erop om het veld Duur te wissen (alleen videoprojecten).

Als u een lijst met hoofdstuktitels of tracktitels bewerkt, drukt u op de toets Tab om tekst in het veld Duur in te voeren of te bewerken.

6	Optioneel: U kunt de vervolgkeuzelijsten en selectievakjes gebruiken om een lettertype, tekengrootte en teksteffecten te selecteren (zie Tekst opmaken voor meer informatie).

7	Optioneel: U kunt de vervolgkeuzelijsten Teksteffecten, selectievakjes en schuifregelaars gebruiken om de teksteffecteigenschappen, zoals kleur, schaduw en rand te wijzigen (zie Tekst opmaken voor meer informatie).

8	Klik op OK.

Het object Hoofdstuklijst, Tracklijst of Bestands-/mappenlijst  wordt bijgewerkt in uw project.

U bewerkt als volgt een datumobject:

1	Selecteer het smart object en voer een van de volgende bewerkingen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken uit het pop-upmenu.

Het dialoogvenster Datum verschijnt.

2	U kunt de datum ongewijzigd accepteren of op de pijl klikken en een datum selecteren uit de pop-upkalender.

3	Klik op OK.

Het object Datum wordt bijgewerkt in uw project.

Ga als volgt te werk om een object Nummer overkoepelende schijf te bewerken:

1	Selecteer het smart object en voer een van de volgende bewerkingen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

Het dialoogvenster Nummer overkoepelende schijf verschijnt.

2	Voer het aantal schijven in, kies de indeling en klik vervolgens op OK.

Het object Nummer overkoepelende schijf wordt bijgewerkt in uw project.

Opmerking: wanneer u het project opslaat, wordt de getalnotatie opgeslagen. Wanneer u het project dan opent, wordt de opgeslagen indeling weergegeven.

Een serienummer bewerken:

1	Selecteer het smart object en voer een van de volgende bewerkingen uit:

Dubbelklik op het object.

Klik met de rechtermuisknop op het object en selecteer Tekst bewerken in het contextmenu.

Het dialoogvenster Eigenschappen van serienummer verschijnt.

2	Geef het serienummer op dat u wilt afdrukken op het label, stel in met welke stap het serienummer voor elk afgedrukt label moet worden verhoogd en klik vervolgens op OK.

Het object Serienummer wordt bijgewerkt in uw project.

Opmerking: wanneer u het project opslaat, worden het laatst afgedrukte serienummer en de verhoging opgeslagen. Als u het project weer opent, wordt het opgeslagen nummer en de stapsgewijze verhoging weergegeven. U kunt vervolgens doorgaan met het afdrukken van op volgorde genummerde labels en dezelfde stapsgewijze verhoging gebruiken, of op Opnieuw instellen klikken om ze te wissen.

Zie ook: 

Tekst, vormen en afbeeldingen toevoegen

Objecten selecteren en wissen

Tekst opmaken

Het uiterlijk van grafische objecten wijzigen

Afbeeldingen zoeken voor uw project

Tekstinhoud bewerken